Dit verhaal typ ik
terwijl naast mij Bob in foetus-houding ligt te slapen op een naar verhouding
best wel oké bankje in Kuala Lumpur Airport. Want ja, een nachtje
doorhalen vanwege vertragingen en het mislopen van je laatste vlucht naar Amsterdam
hoort ook wel een beetje bij het avontuur. Slapen doe ik thuis wel weer.
Seizoen klaar, tijd zat.
Ik vertrok naar Azië met
de wetenschap dat de vorm aanwezig was. Dit jaar heb ik goed en constant kunnen
trainen, wat resulteerde in een mindere sprint en tegelijkertijd een ietwat
grotere motor. Het gevolg: vaker in een kopgroep, minder vaak sprinten om plek
16. Dat ik de puntentrui in de Tour of Poyang Lake 9 van de 11 dagen heb mogen
dragen en verdedigen was een fijne beloning voor de geleverde arbeid en een
boost voor het zelfvertrouwen. Hoe dat gelopen is, is allemaal terug te lezen
op wielerwestland.nl. Wat daar niet is verschenen, is het verslag van het laatste deel in mijn
Aziatische tweeluik: De International Tour de Banyuwangi Ijen.
Omdat de naam de meeste
mensen waarschijnlijk niks zegt: Bali, het vakantie-eiland van Indonesië, ligt op
steenworp afstand. Banyuwangi ligt net aan de andere kant van de sloot op
Java-eiland en wil zich graag ook meer richten op het toerisme. Als middel
daarvoor wordt onder meer een 4-daagse koers georganiseerd met daarin een
etappe met bergop aankomst op de Ijen vulkaan. Deze vulkaan is de afgelopen
jaren steeds bekender geworden om zijn zogenaamde ‘blue fire’. Maar genoeg
geleuter over toerisme, daarvoor ga je maar naar Tripadvisor of Lonely Planet.
Hier is het koers!
De eerste rit zou er
volgens de ervaringsdeskundigen eentje zijn voor de klimmers en klassementsmannen
met ambitie, vooral vanwege de 600 hoogtemeters die in de laatste 20 kilometer
koers moesten worden overwonnen. Ik mag dan wel mijn motortje iets vergroot en
mijn sprint afgebot hebben, maar tot de eerdergenoemde twee categorieën renners
hoeft niemand mij te rekenen. Gelukkig was de etappe meer dan die ene klim en
ik dichtte mezelf wel een dag in de kopgroep toe, waarbij ik misschien een paar
tussensprintjes zou kunnen winnen.
We vlogen er dus lekker in vanaf de start, ons weinig aantrekkend van de 47 graden die de thermometer
in de zon aangaf. Toen na 16 kilometer de eerste tussensprint opdoemde en er
nog geen groep weg had weten te geraken ging ik er even goed voor zitten en
pakte meteen de volle buit, waarmee ik ook gelijk mezelf vakkundig de nek
omdraaide. Met een hartslag van 202 peddelde ik rustig door om mezelf maar weer
in te laten lopen door het peloton en zo goed mogelijk te herstellen. Helaas
ging de hartslag niet zo snel omlaag als
dat hij omhoog ging en toen 3 kilometer verder een veredelde verkeersdrempel opdoemde (100 hoogtemeters) besloot het peloton collectief te demarreren, mij
alleen spartelend tussen de ploegleidersauto’s achterlatend.
Mijn geluk deze dag was
de pech van Procyclingstats ploegmaat Bob. Waar ik mezelf uitschakelde, werd Bob het slachtoffer van een
platte band. Zodoende vonden we elkaar in de afdaling van het korte klimmetje
en konden we ons opmaken om een dagje het peloton voor ons uit te jagen.
Aangezien het de eerste dag was en iedereen dus nog fris was en kansen had,
gunde het peloton ons geen terugkeer. Wij waren ook niet helemaal alleen, maar
de paar Aziaten die bij ons aansloten waren er nog slechter aan toe en bleken
van weinig hulp.
Een voor een haakten ze
af, tot we op de laatste serieuze klim van de dag weer waren gereduceerd tot
een koppel, maar nu met zere benen, flinke dorst en een serieuze achterstand op
het peloton. Wel haalden we nog renners in en godzijdank was de klim niet super
lastig, op de laatste 200 meter aan 20% voor de top na. Helaas voor ons zette
dit wel de trend voor de afdaling. Op het routeboek hadden we van tevoren wel
gezien dat in de afdaling nog een paar kleine hobbeltjes omhoog zaten. Wat je
daaruit niet kon opmaken was dat deze elke keer een paar honderd meter
Keutenberg-steil waren. We wisten ook dit te overleven en uiteindelijk op 24
minuten na de winnaar en ternauwernood binnen de tijdslimiet binnen te komen.
Etappe 2 – Relatieve rustdag
Het hoogteprofiel van de
tweede etappe leek op papier een kopie van de eerste etappe met weer een klim
van derde categorie, alleen was de afstand nu een stuk langer. Ik wilde nu niet
nog een keer in hetzelfde parket terechtkomen en dus zat ik bij de
neutralisatie strak op de eerste rij om alle demarrages om mij heen
onbeantwoord te laten. Wel kon ik goed volgen in het spoor van de ploeg van de
leider, oude vos Davide Rebellin, waarmee ook de toon voor de rest van de
etappe gezet was. 10 renners kregen een vrijgeleide en het peloton reed strak
tempo.
Op papier leek de klim
van de derde categorie net zo zwaar als die van een dag eerder. In de praktijk
bleek dit echter reuze mee te vallen omdat de etappe-lengte van 180 kilometer
het hoogteprofiel wat had misvormd. We kregen dus een klim van 16 kilometer
vals plat, waar het peloton met bijna 35 km/u naar boven joeg.
In de resterende 50
kilometer naar de streep raapten we nog een flink aantal voortvluchtige renners
op waardoor er uiteindelijk drie man vooruit bleven die mochten strijden voor
de dagzege. Daarachter had ik nog wel zin in een laf B-sprintje en met behulp
van een fantastische lead-out van Bob kon ik beslag leggen op de 4e
plek en nog wat puntjes voor het sprintklassement. Na een dag eerder nog als
een hond te hebben afgezien was het vandaag lekker om te kunnen herstellen en
nog een resultaat te behalen om zo met moraal de koninginne-rit aan te vangen.
Etappe 3 - Queenstage
De totale lengte van
etappe drie is met 116 kilometer wel overkomelijk. Het probleem zit hem erin
dat de laatste 26 kilometer net zo lang duren als de eerste 90 kilometer. Een
slotklim die net wat minder vriendelijk voor de knieën is dan eerdere
klimmetjes in deze koers. Met klimmers-capaciteiten als een baksteen wist ik
dus dat er in deze etappe kansen lagen voor mij.
Dood of de gladiolen, ik moest en zou in de ontsnapping van de dag zitten. Vanuit de start sprong ik actief mee met alle ontsnappingspogingen, wat
resulteerde in een kopgroepje van 12 met een kleine voorsprong bij de eerste
tussensprint na 24 kilometer. Hier scoorde ik maximaal, maar moest ik wel
toezien hoe de groep uit elkaar viel. Uiteindelijk kwamen we na de tweede
sprint, waar ik nog een schamel puntje opraapte, met 10 man bij elkaar. Het
begon eindelijk te draaien en we bouwden onze voorsprong op het peloton gestaag
uit. Met het oog op de slotklim en bijbehorende strijd tegen de tijdslimiet
geen overbodige luxe. Bij de derde tussensprint stak ik weer 5 punten in mijn
zak, wat me nu hopelijk niet zou opbreken.
Na een kleine twee uur was
het dan eindelijk zover en mochten we de beroemde Ijen vulkaan op fietsen. De
klim begon vanaf iets boven zeeniveau en eindigde op 1850 meter. Voor de vorm
hadden ze de klim nog opgedeeld in een 4e, een 3e en een
buiten-categorie, maar eigenlijk was het gewoon 29 kilometer achter elkaar
omhoog fietsen. Omdat ik me bewust was van mijn capaciteiten liet ik me al vrij
vlot lossen uit de kopgroep om mijn eigen tempo te gaan rijden.
Nu belandde ik in het
niemandsland van 6 minuten tijdsverschil tussen kopgroep en peloton. Terwijl de
benen gewoon bleven malen kon ik mezelf bezig gaan houden met wat
rekensommetjes. De mannen in de kopgroep waren geen pure klimmers en bovendien
ook vermoeid van de eerste twee uur in de ontsnapping. Zolang ik geen problemen
zou kennen wist ik dat ze mij niet buiten tijd zouden rijden. Het gevaar
schuilde in het peloton. De allerbeste klimmers ter wereld leggen misschien
zo’n 1600 hoogtemeters per uur af (Alpe d’Huez in 37,5 minuut). Voor de
klimgeiten in dit peloton zou in het slechtste geval zo’n 1500 hoogtemeters per
uur gerekend mogen worden. Ik weet van mezelf dat ik, mits fris, zo’n 1050 per
uur kan halen. Maar fris was ik niet meer en bovendien had ik geen geschikt
verzet gemonteerd. Laten we zeggen dat het 850 hoogtemeters per uur wordt.
Hiermee zou de klim voor mij 2 uur en 7 minuten duren. De betere klimgeiten
zouden het doen in 1 uur en 12 minuten.
Zij zouden de hele etappe
afleggen in ongeveer 3 uur en 18 minuten. Een tijdslimiet van 20 procent levert
dan een maximale achterstand van 39 minuten op. Ik mocht dan maximaal 3 uur en
57 minuten over de hele rit doen. Dat zou dus nogal krap worden en de 6 minuten
voorsprong kwamen daarom ook zeer van pas. Invloed op het tempo van de
klasbakken had ik niet, hooguit op dat van mezelf.
Met enige reserve voor de
laatste steile 10 kilometers ging ik aan de slag en af en toe omkijkend tikten
de kilometers en hoogtemeters weg. Blijkbaar was ik niet de enige die wat
reserve wilde houden voor de beruchte laatste kilometers want het duurde tot 13
kilometer van de meet dat het peloton me passeerde. Op dat moment wist ik dat
het, behoudens een hongerklop of mechanisch defect, goed ging komen met de
tijdslimiet. Nu hoefde ik alleen nog maar met de berg te gaan stoeien.
Etappe 4 - van zero naar hero
Mijn aanvalslust had me
in de stand om de sprinttrui op gelijke hoogte gebracht met een Indonesiër en op
twee punten achterstand volgde een Nieuw-Zeelandse brommer. Anderen stonden nog
verder achter. Er was dus nog werk aan de winkel in de laatste etappe. Gelukkig
was deze etappe vlak, wat ook kansen bood om voor de ritzege te gaan. Er waren
echter meer renners die nog wat wilden proberen, waardoor het een zeer snelle
koers werd.
In het eerste uur werd over een nat, bochtig en glooiend terrein
maar liefst 47 kilometer afgelegd. Hierbij wist ik 1 en 3 punten op te rapen in
de eerste twee tussensprints. Op de afsluitende rondjes kon een groep van 7
renners zich losweken van het peloton. Hiermee was de kans op een etappe-zege helaas verkeken, maar gelukkig zaten er geen gevaarlijke klanten voor het sprintklassement bij. Uiteindelijk werd ik met een laffe B-sprint nog 9e
Bijna zat mijn koers er na de eerste
etappe al op en ook de derde etappe had voor mij het eindstation
kunnen zijn. Gelukkig kon ik nog bouwen op Bob en een goede basisconditie. Als beloning voor het doorzetten mocht ik uiteindelijk alsnog het podium op om het traditionele Indonesische mutsje opgezet te krijgen en een veel te kleine maat groene trui aan te trekken. Blijkbaar had ook de organisatie er geen rekening mee gehouden dat een luie, vadsige sprinter er hier met deze trui vandoor zou gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten