woensdag 4 oktober 2017

Tour de Banyuwangi Ijen

Dit verhaal typ ik terwijl naast mij Bob in foetus-houding ligt te slapen op een naar verhouding best wel oké bankje in Kuala Lumpur Airport. Want ja, een nachtje doorhalen vanwege vertragingen en het mislopen van je laatste vlucht naar Amsterdam hoort ook wel een beetje bij het avontuur. Slapen doe ik thuis wel weer. Seizoen klaar, tijd zat.


Ik vertrok naar Azië met de wetenschap dat de vorm aanwezig was. Dit jaar heb ik goed en constant kunnen trainen, wat resulteerde in een mindere sprint en tegelijkertijd een ietwat grotere motor. Het gevolg: vaker in een kopgroep, minder vaak sprinten om plek 16. Dat ik de puntentrui in de Tour of Poyang Lake 9 van de 11 dagen heb mogen dragen en verdedigen was een fijne beloning voor de geleverde arbeid en een boost voor het zelfvertrouwen. Hoe dat gelopen is, is allemaal terug te lezen op wielerwestland.nl. Wat daar niet is verschenen, is het verslag van het laatste deel in mijn Aziatische tweeluik: De International Tour de Banyuwangi Ijen.

Omdat de naam de meeste mensen waarschijnlijk niks zegt: Bali, het vakantie-eiland van Indonesië, ligt op steenworp afstand. Banyuwangi ligt net aan de andere kant van de sloot op Java-eiland en wil zich graag ook meer richten op het toerisme. Als middel daarvoor wordt onder meer een 4-daagse koers georganiseerd met daarin een etappe met bergop aankomst op de Ijen vulkaan. Deze vulkaan is de afgelopen jaren steeds bekender geworden om zijn zogenaamde ‘blue fire’. Maar genoeg geleuter over toerisme, daarvoor ga je maar naar Tripadvisor of Lonely Planet. Hier is het koers!

Etappe 1 – Op hangen en wurgen
De eerste rit zou er volgens de ervaringsdeskundigen eentje zijn voor de klimmers en klassementsmannen met ambitie, vooral vanwege de 600 hoogtemeters die in de laatste 20 kilometer koers moesten worden overwonnen. Ik mag dan wel mijn motortje iets vergroot en mijn sprint afgebot hebben, maar tot de eerdergenoemde twee categorieën renners hoeft niemand mij te rekenen. Gelukkig was de etappe meer dan die ene klim en ik dichtte mezelf wel een dag in de kopgroep toe, waarbij ik misschien een paar tussensprintjes zou kunnen winnen.

We vlogen er dus lekker in vanaf de start, ons weinig aantrekkend van de 47 graden die de thermometer in de zon aangaf. Toen na 16 kilometer de eerste tussensprint opdoemde en er nog geen groep weg had weten te geraken ging ik er even goed voor zitten en pakte meteen de volle buit, waarmee ik ook gelijk mezelf vakkundig de nek omdraaide. Met een hartslag van 202 peddelde ik rustig door om mezelf maar weer in te laten lopen door het peloton en zo goed mogelijk te herstellen. Helaas ging de hartslag niet  zo snel omlaag als dat hij omhoog ging en toen 3 kilometer verder een veredelde verkeersdrempel opdoemde (100 hoogtemeters) besloot het peloton collectief te demarreren, mij alleen spartelend tussen de ploegleidersauto’s achterlatend.
Mijn geluk deze dag was de pech van Procyclingstats ploegmaat Bob. Waar ik mezelf uitschakelde, werd Bob het slachtoffer van een platte band. Zodoende vonden we elkaar in de afdaling van het korte klimmetje en konden we ons opmaken om een dagje het peloton voor ons uit te jagen. Aangezien het de eerste dag was en iedereen dus nog fris was en kansen had, gunde het peloton ons geen terugkeer. Wij waren ook niet helemaal alleen, maar de paar Aziaten die bij ons aansloten waren er nog slechter aan toe en bleken van weinig hulp.
Een voor een haakten ze af, tot we op de laatste serieuze klim van de dag weer waren gereduceerd tot een koppel, maar nu met zere benen, flinke dorst en een serieuze achterstand op het peloton. Wel haalden we nog renners in en godzijdank was de klim niet super lastig, op de laatste 200 meter aan 20% voor de top na. Helaas voor ons zette dit wel de trend voor de afdaling. Op het routeboek hadden we van tevoren wel gezien dat in de afdaling nog een paar kleine hobbeltjes omhoog zaten. Wat je daaruit niet kon opmaken was dat deze elke keer een paar honderd meter Keutenberg-steil waren. We wisten ook dit te overleven en uiteindelijk op 24 minuten na de winnaar en ternauwernood binnen de tijdslimiet binnen te komen.
Etappe 2 – Relatieve rustdag
Het hoogteprofiel van de tweede etappe leek op papier een kopie van de eerste etappe met weer een klim van derde categorie, alleen was de afstand nu een stuk langer. Ik wilde nu niet nog een keer in hetzelfde parket terechtkomen en dus zat ik bij de neutralisatie strak op de eerste rij om alle demarrages om mij heen onbeantwoord te laten. Wel kon ik goed volgen in het spoor van de ploeg van de leider, oude vos Davide Rebellin, waarmee ook de toon voor de rest van de etappe gezet was. 10 renners kregen een vrijgeleide en het peloton reed strak tempo.
Op papier leek de klim van de derde categorie net zo zwaar als die van een dag eerder. In de praktijk bleek dit echter reuze mee te vallen omdat de etappe-lengte van 180 kilometer het hoogteprofiel wat had misvormd. We kregen dus een klim van 16 kilometer vals plat, waar het peloton met bijna 35 km/u naar boven joeg.

In de resterende 50 kilometer naar de streep raapten we nog een flink aantal voortvluchtige renners op waardoor er uiteindelijk drie man vooruit bleven die mochten strijden voor de dagzege. Daarachter had ik nog wel zin in een laf B-sprintje en met behulp van een fantastische lead-out van Bob kon ik beslag leggen op de 4e plek en nog wat puntjes voor het sprintklassement. Na een dag eerder nog als een hond te hebben afgezien was het vandaag lekker om te kunnen herstellen en nog een resultaat te behalen om zo met moraal de koninginne-rit aan te vangen.

Etappe 3 - Queenstage
De totale lengte van etappe drie is met 116 kilometer wel overkomelijk. Het probleem zit hem erin dat de laatste 26 kilometer net zo lang duren als de eerste 90 kilometer. Een slotklim die net wat minder vriendelijk voor de knieën is dan eerdere klimmetjes in deze koers. Met klimmers-capaciteiten als een baksteen wist ik dus dat er in deze etappe kansen lagen voor mij.
Dood of de gladiolen, ik moest en zou in de ontsnapping van de dag zitten. Vanuit de start sprong ik actief mee met alle ontsnappingspogingen, wat resulteerde in een kopgroepje van 12 met een kleine voorsprong bij de eerste tussensprint na 24 kilometer. Hier scoorde ik maximaal, maar moest ik wel toezien hoe de groep uit elkaar viel. Uiteindelijk kwamen we na de tweede sprint, waar ik nog een schamel puntje opraapte, met 10 man bij elkaar. Het begon eindelijk te draaien en we bouwden onze voorsprong op het peloton gestaag uit. Met het oog op de slotklim en bijbehorende strijd tegen de tijdslimiet geen overbodige luxe. Bij de derde tussensprint stak ik weer 5 punten in mijn zak, wat me nu hopelijk niet zou opbreken.

Na een kleine twee uur was het dan eindelijk zover en mochten we de beroemde Ijen vulkaan op fietsen. De klim begon vanaf iets boven zeeniveau en eindigde op 1850 meter. Voor de vorm hadden ze de klim nog opgedeeld in een 4e, een 3e en een buiten-categorie, maar eigenlijk was het gewoon 29 kilometer achter elkaar omhoog fietsen. Omdat ik me bewust was van mijn capaciteiten liet ik me al vrij vlot lossen uit de kopgroep om mijn eigen tempo te gaan rijden.
Nu belandde ik in het niemandsland van 6 minuten tijdsverschil tussen kopgroep en peloton. Terwijl de benen gewoon bleven malen kon ik mezelf bezig gaan houden met wat rekensommetjes. De mannen in de kopgroep waren geen pure klimmers en bovendien ook vermoeid van de eerste twee uur in de ontsnapping. Zolang ik geen problemen zou kennen wist ik dat ze mij niet buiten tijd zouden rijden. Het gevaar schuilde in het peloton. De allerbeste klimmers ter wereld leggen misschien zo’n 1600 hoogtemeters per uur af (Alpe d’Huez in 37,5 minuut). Voor de klimgeiten in dit peloton zou in het slechtste geval zo’n 1500 hoogtemeters per uur gerekend mogen worden. Ik weet van mezelf dat ik, mits fris, zo’n 1050 per uur kan halen. Maar fris was ik niet meer en bovendien had ik geen geschikt verzet gemonteerd. Laten we zeggen dat het 850 hoogtemeters per uur wordt. Hiermee zou de klim voor mij 2 uur en 7 minuten duren. De betere klimgeiten zouden het doen in 1 uur en 12 minuten.

Zij zouden de hele etappe afleggen in ongeveer 3 uur en 18 minuten. Een tijdslimiet van 20 procent levert dan een maximale achterstand van 39 minuten op. Ik mocht dan maximaal 3 uur en 57 minuten over de hele rit doen. Dat zou dus nogal krap worden en de 6 minuten voorsprong kwamen daarom ook zeer van pas. Invloed op het tempo van de klasbakken had ik niet, hooguit op dat van mezelf.
Met enige reserve voor de laatste steile 10 kilometers ging ik aan de slag en af en toe omkijkend tikten de kilometers en hoogtemeters weg. Blijkbaar was ik niet de enige die wat reserve wilde houden voor de beruchte laatste kilometers want het duurde tot 13 kilometer van de meet dat het peloton me passeerde. Op dat moment wist ik dat het, behoudens een hongerklop of mechanisch defect, goed ging komen met de tijdslimiet. Nu hoefde ik alleen nog maar met de berg te gaan stoeien.

Al zigzaggend over de weg, zoekend naar goede stukjes asfalt, probeerde ik de steiltegraad wat te verminderen. Maar wanneer je dan alsnog een stijgingspercentage van 23% op je Garmin ziet staan, weet je dat het steil, heel steil is. Met een snelheid van 3 km/u en een cadans van onder de 40 omwentelingen per minuut had het meer weg van traplopen dan fietsen. Het is verbazingwekkend hoe vlak een stuk van 10% daarna ineens voelt. Alles bleef gelukkig heel en, behoudens een keertje uitklikken toen ik iets te ver de kant instuurde, kon ik blijven fietsen. Zoals gezegd was ook de tijdslimiet geen probleem meer en passeerde ik de streep op slechts 21 minuten van de winnaar. Als ik iets geleerd heb van de beklimming van deze vulkaan is het dat ik de volgende keer niet met 39x28 ga rijden, maar net zoals alle verstandige renners een 34x32 verzet monteer.  

Etappe 4 - van zero naar hero
Mijn aanvalslust had me in de stand om de sprinttrui op gelijke hoogte gebracht met een Indonesiër en op twee punten achterstand volgde een Nieuw-Zeelandse brommer. Anderen stonden nog verder achter. Er was dus nog werk aan de winkel in de laatste etappe. Gelukkig was deze etappe vlak, wat ook kansen bood om voor de ritzege te gaan. Er waren echter meer renners die nog wat wilden proberen, waardoor het een zeer snelle koers werd. 
In het eerste uur werd over een nat, bochtig en glooiend terrein maar liefst 47 kilometer afgelegd. Hierbij wist ik 1 en 3 punten op te rapen in de eerste twee tussensprints. Op de afsluitende rondjes kon een groep van 7 renners zich losweken van het peloton. Hiermee was de kans op een etappe-zege helaas verkeken, maar gelukkig zaten er geen gevaarlijke klanten voor het sprintklassement bij. Uiteindelijk werd ik met een laffe B-sprint nog 9e
Bijna zat mijn koers er na de eerste etappe al op en ook de derde etappe had voor mij het eindstation kunnen zijn. Gelukkig kon ik nog bouwen op Bob en een goede basisconditie. Als beloning voor het doorzetten mocht ik uiteindelijk alsnog het podium op om het traditionele Indonesische mutsje opgezet te krijgen en een veel te kleine maat groene trui aan te trekken. Blijkbaar had ook de organisatie er geen rekening mee gehouden dat een luie, vadsige sprinter er hier met deze trui vandoor zou gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten